Zondag fietste het tourpeloton over de kasseien bij Roubaix. Het was een spektakel met veel valpartijen. Ik kan het mis hebben maar volgens mij waren er meer valpartijen dan tijdens een normale Parijs-Roubaix.
Het antwoord is denk ik dat er wielrenners overheen rammelen die zich nooit vrijwillig zullen aanmelden voor de beruchte voorjaarsklassieker. De discussie ging in het wielercafé dan ook over de vraag of dit wel het toneel is voor een rittenkoers als de Tour de France. Het lijkt inderdaad een loterij, maar veel renners vinden juist dat in deze etappe de ware coureur komt bovendrijven.
Zijn kasseien de ondergrond waar een wielrenner op moet fietsen?
Tijdens de nabespreking onder het genot van een wijntje en hapje kwam het voetbal op TV. Frankrijk kon wereldkampioen worden. Langzaam verschoof de discussie van het enerverende wielrennen naar het minimale spel van les Bleus. Zelf noemde ik het afbraakvoetbal maar dat was in het heetst van de strijd. Een tuimelaar als Griezman bepaalde de loop van de finale en een dubieuze penalty brak de tegenstand.
De conclusie was dat je met een beperkte spelopvatting wereldkampioen kunt worden. Hoewel ze er na de eerste ronde al uit hadden mogen vliegen. De blijdschap van trainer Deschamps deed mij zeer aan mijn ogen. En die van Griezelman nog meer.
Bij het zien van de Franse vreugde wist ik ineens dat wielrenners over de kasseien horen te stuiteren. Net zoals ze over kille bergpassen en dorre steppes moeten fietsen.
In Roubaix finishten de renners die hun kans wilden slaan wel vooraan maar maakten ze geen verschil. Is het in de eerste bergetappes niet hetzelfde? Hadden de kasseien in de laatste week gelegen dan was het een slagveld geworden. In Roubaix kwamen wel de sterksten van het ruw geplaveide terrein bovendrijven. En zo zal uiteindelijk straks in Parijs de beste all round-wielrenner op het hoogste podium staan.
Lang leve de kassei (maar niet voor mij).